We zien dat veel financiering voor bibliotheken op projectbasis is. Een voorbeeld van tijdelijke financiering zijn natuurlijk de SPUK-regelingen, waar veel bibliotheken gebruik van hebben gemaakt, zoals Rianne in column 7-2024 ook schreef. Naast de tijdelijkheid die de SPUK illustreert, is het ook een voorbeeld voor waardering van de bibliotheek. De SPUK-regelingen geven een ‘boost’ aan bibliotheken die dat nodig hebben, ofwel: een herwaardering van de openbare bibliotheek. Dat zou echter betekenen dat voorheen de bibliotheek minder werd gewaardeerd, of in ieder geval niet genoeg. Tijdens de interviews voor ons onderzoek noemde men de tijdelijke financieringsregeling een voorbeeld van “herstelbetalingen”.

Deze tijdelijke regeling geeft bibliotheken de nodige boost in tijden van financiële onzekerheid door de verwachtte herverdeling van het Gemeentefonds in 2026. Dit creëert een paradoxale situatie, waarin aan de ene kant er meer geld beschikbaar is door de SPUK-regeling en aan de andere kant er geanticipeerd wordt op gemeentelijke bezuinigingen in de nabije toekomst.
Gemeenten zijn zich al enige tijd aan het voorbereiden op deze herverdeling, waardoor er op sommige plekken meer budget voor bibliotheken zal zijn en op andere juist minder. Tijdens de interviews noemden sommigen 2026 dan ook het “ravijnjaar”.

Beleid en financiering gaan samen, zoals een beleidsmaker zei tijdens een interview, “wie betaalt bepaalt”. Bibliotheken zijn onderworpen aan de tijdelijkheid van het beleid van de gemeente. Wellicht past de tijdelijkheid van beleid en financiering bij de altijd veranderende bibliotheek die zich aanpast aan de tijd. De bibliotheek wil haar aanbod aansluiten op de behoeften van de gebruikers en bezoekers. Deze behoeften veranderen, maar sommige taken die bibliotheken uitvoeren worden ook bepaald door landelijk of gemeentelijk beleid. Deze tijdelijkheid van beleid en financiering is geen keuze. Ook geven bepaalde bibliotheekmedewerkers aan dat zekerheid fijn zou zijn, meer oog biedt voor de toekomst en een gevoel van waardering met zich meebrengt.

Echter, vaststaand beleid en financiering hoeft niet alleen maar positief te zijn. Bij onze Oostenrijkse onderzoekspartner staat het budget voor openbare bibliotheken al enige tijd vast, zonder aanpassingen vanwege inflatie, bevolkingsgroei of een hoger aantal bibliotheekgebruikers en -bezoeken. Hier kan een zekerheid in budget, een som die niet verandert, juist worden gezien als een desinvestering.

Tijdens de interviews kwam sterk naar voren dat men met de aanpassingen in de Bibliotheekwet juist de onzekerheid van tijdelijk beleid wil tegengaan, waarbij elke gemeente verplicht wordt om te zorgen voor een volwaardige openbare bibliotheek. Om de beschikbaarheid en bereikbaarheid van openbare bibliotheken te waarborgen is het noodzakelijk dat elke gemeente een volwaardige bibliotheekvoorziening heeft. De aanpassingen in de Bibliotheekwet zullen hopelijk deze wensen weerspiegelen, de herwaardering van openbare bibliotheken voortzetten en de tijdelijkheid van beleid en financiering binnen de perken houden.

De beleidscyclus voor openbare bibliotheken ligt meestal rond één jaar voor kleinere plannen en rond de vier jaar voor grotere, waarbij gemeenten betrokken zijn op het gebied van beleid. Daardoor is het plannen van projecten die langer duren dan vier jaar moeilijk.

De bibliotheek is geen tijdelijk instituut, dus waarom is zoveel eromheen en achter de schermen dat wel? Het beleid en de financiering rondom openbare bibliotheken maakt het niet altijd even gemakkelijk om plannen voor de toekomst te maken. Uit ons onderzoek blijkt dat er spanningen zijn tussen korte- en lange termijnbeleid.

De tijdelijkheid rondom de bibliotheek

COLUMN

TEKST: Jamea Kofi (jamea.kofi@ru.nl), Geografie, Planologie & Milieu (GPM)
Radboud Universiteit, Nijmegen. Zie ook transforminglibraries.net

Bibliotheekblad 8 • oktober 2024

Rianne van Melik en Jamea Kofi van de Radboud Universiteit doen onderzoek naar openbare bibliotheken als sociale infrastructuur. In deze column bespreken ze om beurten hun belangrijkste bevindingen.

We zien dat veel financiering voor bibliotheken op projectbasis is. Een voorbeeld van tijdelijke financiering zijn natuurlijk de SPUK-regelingen, waar veel bibliotheken gebruik van hebben gemaakt, zoals Rianne in column 7-2024 ook schreef. Naast de tijdelijkheid die de SPUK illustreert, is het ook een voorbeeld voor waardering van de bibliotheek. De SPUK-regelingen geven een ‘boost’ aan bibliotheken die dat nodig hebben, ofwel: een herwaardering van de openbare bibliotheek. Dat zou echter betekenen dat voorheen de bibliotheek minder werd gewaardeerd, of in ieder geval niet genoeg. Tijdens de interviews voor ons onderzoek noemde men de tijdelijke financieringsregeling een voorbeeld van “herstelbetalingen”.

Deze tijdelijke regeling geeft bibliotheken de nodige boost in tijden van financiële onzekerheid door de verwachtte herverdeling van het Gemeentefonds in 2026. Dit creëert een paradoxale situatie, waarin aan de ene kant er meer geld beschikbaar is door de SPUK-regeling en aan de andere kant er geanticipeerd wordt op gemeentelijke bezuinigingen in de nabije toekomst.
Gemeenten zijn zich al enige tijd aan het voorbereiden op deze herverdeling, waardoor er op sommige plekken meer budget voor bibliotheken zal zijn en op andere juist minder. Tijdens de interviews noemden sommigen 2026 dan ook het “ravijnjaar”.

Beleid en financiering gaan samen, zoals een beleidsmaker zei tijdens een interview, “wie betaalt bepaalt”. Bibliotheken zijn onderworpen aan de tijdelijkheid van het beleid van de gemeente. Wellicht past de tijdelijkheid van beleid en financiering bij de altijd veranderende bibliotheek die zich aanpast aan de tijd. De bibliotheek wil haar aanbod aansluiten op de behoeften van de gebruikers en bezoekers. Deze behoeften veranderen, maar sommige taken die bibliotheken uitvoeren worden ook bepaald door landelijk of gemeentelijk beleid. Deze tijdelijkheid van beleid en financiering is geen keuze. Ook geven bepaalde bibliotheekmedewerkers aan dat zekerheid fijn zou zijn, meer oog biedt voor de toekomst en een gevoel van waardering met zich meebrengt.

Echter, vaststaand beleid en financiering hoeft niet alleen maar positief te zijn. Bij onze Oostenrijkse onderzoekspartner staat het budget voor openbare bibliotheken al enige tijd vast, zonder aanpassingen vanwege inflatie, bevolkingsgroei of een hoger aantal bibliotheekgebruikers en -bezoeken. Hier kan een zekerheid in budget, een som die niet verandert, juist worden gezien als een desinvestering.

Tijdens de interviews kwam sterk naar voren dat men met de aanpassingen in de Bibliotheekwet juist de onzekerheid van tijdelijk beleid wil tegengaan, waarbij elke gemeente verplicht wordt om te zorgen voor een volwaardige openbare bibliotheek. Om de beschikbaarheid en bereikbaarheid van openbare bibliotheken te waarborgen is het noodzakelijk dat elke gemeente een volwaardige bibliotheekvoorziening heeft. De aanpassingen in de Bibliotheekwet zullen hopelijk deze wensen weerspiegelen, de herwaardering van openbare bibliotheken voortzetten en de tijdelijkheid van beleid en financiering binnen de perken houden.

Bibliotheekblad 8 • oktober 2024

De beleidscyclus voor openbare bibliotheken ligt meestal rond één jaar voor kleinere plannen en rond de vier jaar voor grotere, waarbij gemeenten betrokken zijn op het gebied van beleid. Daardoor is het plannen van projecten die langer duren dan vier jaar moeilijk.

De bibliotheek is geen tijdelijk instituut, dus waarom is zoveel eromheen en achter de schermen dat wel? Het beleid en de financiering rondom openbare bibliotheken maakt het niet altijd even gemakkelijk om plannen voor de toekomst te maken. Uit ons onderzoek blijkt dat er spanningen zijn tussen korte- en lange termijnbeleid.

De tijdelijkheid rondom de bibliotheek

TEKST: Jamea Kofi (jamea.kofi@ru.nl), Geografie, Planologie & Milieu (GPM)
Radboud Universiteit, Nijmegen. Zie ook transforminglibraries.net

COLUMN

Rianne van Melik en Jamea Kofi van de Radboud Universiteit doen onderzoek naar openbare bibliotheken als sociale infrastructuur. In deze column bespreken ze om beurten hun belangrijkste bevindingen.